DE SOPRANEN zijn degenen die het hoogst zingen en daarom denken ze dat de wereld van hen is. Zij hebben langer haar en gekkere oorbellen dan de rest en voelen zich beledigd als ze niet in elk systeem tenminste één hoge F mogen zingen. Als ze dan een hoge noot hebben, houden ze die tenminste anderhalf keer zo lang aan als de componist en/of dirigent vraagt en klagen daarna over keelpijn en dat de componist en de dirigent een stel sadisten zijn. Voor sopranen zijn alten wat de tweede violen in een orkest zijn. Leuk voor de samenklank maar eigenlijk overbodig. Tenoren daarentegen kunnen altijd van pas komen. Niet alleen vanwege de flirtmogelijkheden (iedereen weet dat sopranen niet met bassen flirten!). Sopranen zingen graag duetten met tenoren, omdat die ergens onderin het sopraanbereik hun best staan te doen, terwijl de sopranen in de stratosfeer de show
stelen. Bassen zijn uitschot; ze zingen te hard, vinden de sopranen. Sowieso is er iets mis met types die in de F-sleutel zingen.
DE ALTEN zijn het zout der aarde, althans, dat vinden zijzelf. Alten zijn bescheiden types die het liefst in een spijkerbroek naar een concert zouden gaan. Zij zijn er zich van bewust dat de andere stemgroepen denken dat hun partij meelijwekkend makkelijk is. Zelf weten zij beter, terwijl de sopranen de aandacht trekken met een hoge A moeten alten ingewikkelde passages vol kruizen, mollen en ritmische trucjes zingen, die niemand hoort omdat de andere partijen er veel te hard doorheen zingen. Verder wantrouwen alten de tenoren, omdat die in bijna hetzelfde bereik zingen en denken dat ze dat beter doen. Alten zingen graag duetten met bassen. Zij produceren toch niet meer dan een soort gebrom en dan kun je de alten lekker goed horen. De grote klacht van alten is dat ze altijd met te veel zijn en daardoor nooit eens echt los mogen gaan.
DE TENOREN zijn verwend, zo simpel is het. Zij zijn altijd met weinig, dus verkopen dirigenten nog liever hun ziel dan dat ze een middelmatige tenor wegsturen, terwijl je zo een paar alten van ze kunt krijgen. Om onbekende redenen zijn de paar tenoren die er wel zijn, altijd heel erg goed helaas.
Het is dus niet zo vreemd dat tenoren altijd naast hun schoenen lopen en bovendien: wie anders kan de sopranen aan het zwijmelen brengen? Waar tenoren wel onzeker van worden, is de aantijging (meestal van een bas) dat iemand die zo hoog zingt, onmogelijk een echte man kan zijn. Tenoren hebben al net zo’n haat-liefdeverhouding met de dirigent als de sopranen. Hij laat de tenoren immers altijd hard zingen, omdat ze maar met zo weinig zijn. Sinds mensenheugenis heeft dan ook geen enkele dirigent de tenoren in een forte-passage kort gehouden. Wist je trouwens dat tenoren tijdens het zingen meer met hun wenkbrauwen bewegen dan alle andere koorleden?
DE BASSEN zingen het laagst van iedereen. In feite verklaart dat alles. Bassen zijn flegmatieke, betrouwbare mensen met meer haar op hun gezicht dan wie ook. Bassen voelen zich altijd en eeuwig ondergewaardeerd, terwijl ze eigenlijk de belangrijkste stemgroep zijn (een standpunt gedeeld door musicologen maar niet door sopranen en tenoren), hoewel zij de saaiste partij zingen van allemaal en vaak dezelfde toon pagina’s lang moeten aanhouden. Dit compenseren ze door zo hard mogelijk te zingen, diep van binnen zijn veel bassen eigenlijk tubaspelers. Bassen beschouwen de tenoren als watjes en aanstellers. Ze zijn meer gesteld op de alten behalve als ze samen een duet hebben en de alten de mooiste partij krijgen. De sopranen leven in een parallel heelal wat de bassen ver boven de pet gaat. Ze snappen niet waarom iemand überhaupt zo hoog wil zingen. Als een bas iets verkeerd doet, wordt hij gedekt door de andere partijen en kan hij vrolijk doorgaan. Dit omdat hij weet dat hij op een of andere manier toch wel weer uitkomt bij de grondtoon.
door Constanze Tensen